Horak, Olga (1926-)

van 1938/39-1944, werd het gedeelte wat aanv. niet werd bezet door de nazi's, de zgn. 'Slowaakse Republiek' genoemd (hetgeen een collaboratie-marionettenrepubliek bleek te zijn, o.l.v. de rooms-katholieke priester Jozef Tiso (1887-1947)); na deportatie van hun oudste kind Judith, besloot het gezin voorjaar 1942 uit te wijken naar Boedapest; nadat voorjaar 1944 de nazi's Hongarije hadden bezet, vluchtte het gezin weer terug naar Bratislava (waar zij onderdoken voor de nazi's, nadat in aug. 1944 de nazi's de 'opstand tegen het Tiso-regiem' in de Slowaakse Republiek neersloeg); na verraad, werd het gezin gedeporteerd naar concentratiekamp Sered (nabij Trnava) en vandaar naar vernietingingskamp Auschwitz (waar haar zieke vader werd vermoord); samen met haar moeder werd Olga geselecteerd voor dwangarbeid en werden gedeporteerd naar kamp Kurzbach(dorp in Silezië, thans in Polen), voor het graven van antitankgrachten; in dec. 1944 werden zij via een dodenmars naar kamp Gross-Rosen, naar Dresden geleid (waar zij de luchtaanvallen begin jan. 1945 meemaakten); tenslotte ging de dodenmars half jan. 1945 tot in nazi-kamp Bergen-Belsen (waar haar moeder uiteindelijk overleef 1 dag ná bevrijding van dit kamp door Britse- en Canadese troepen op 15 apr. 1945); na WO II, verbleef Olga Rosenberger in Pilzen en Bratislava (waar zij haar latere echtgenoot John Horak leerde kennen, met wie zij in 1947 trouwde en met wie zij in 1948 vluchtte naar Zwitserland); in 1949/50 emigreerden Ola en John Horak naar Australië (waar zij gids is in het Sidney Jewish Museum)